1- Wat betekenen deze woorden in het Spaans?
De sleutel De fee Het water De vos
De gitaar De reus De kaas De schoen
Het diner Rennen Vijfhonderd Huilen
De ijs Het aankomst De regen Een
2- Wat betekenen deze woorden in het Nederlands?
El hielo El perro El vaso La casa
El guante La uña La chica La gente
El zumo La vela El juguete La jarra
Los números
El PLURAL- Het meervoud:
El plural en español se forma añadiendo una -s a las palabras que acaban en vocal y -es a las palabras que acaban en consonante:
( Je zet een -s achter woorden die eindigen op een klinker en -es achter woorden die eindigen op een medeklinker'
Ejemplos : la chica - las chicas, la llave - las llaves, el zorro - los zorros, el helado - los helados.-el color - los colores, el señor - los señores, el chal - los chales.
Let op : bij woorden die eindigen op een -z verandert de spelling; de -z wordt -c
ejemplos: el pez ( de vis ) - los peces ( de vissen), la luz ( het licht) - las luces ( de lichten) bij sommige woorden die eindigen op een -s , voeg je niks toe, ze blijven het zelfde in het enkelvoud als in het meervoud, het lidwoord verandert WEL:
ejemplos: la crisis - las crisis , el paraguas (de paraplu) - los paraguas ( de paraplu´s) el cumpleaños ( de verjaardag) - los cumpleaños ( de verjaardagen)
el tocadiscos ( de draaitafel) - los tocadiscos ( de draaitafels)
Aan de hand van deze voorbeelden, wat kan je zeggen over het bepaalde lidwoord in het meervoud?
Schrijf hier je bevindingen.
Practiquemos - Laten wij oefenen:
1- Zet deze woorden in het meervoud en leer hun betekenis:
El ángel ( de engel) - el lápiz ( het potlood) - el pasaporte -
La cruz (het kruis) - la ventana ( het venster) - la noche ( de nacht) -
El tomate - el día ( de dag) - la tarde ( de middag) -
El programa - la torre ( de toren) - el chico ( de jongen) -
Wat val je op bij ' día` en ` programa ` ?
2- Zet deze woorden in het enkelvoud en leer hun betekenis:
Las abuelas ( de grootmoeders) - los coches ( de auto's)- las luces -
Los amigos - los yates - los señores -
Las señoras - los volcanes - las ciudades ( de steden) -
Wat val je op bij ´volcanes`?
In tegenstelling tot het Nederlands, het Spaans kent ook het meervoud bij het onbepaalde lidwoord, in het Nederlands is de vertaling - enkele -
Ejemplos : un libro ( een boek) - unos libros ( enkele boeken), una escuela ( een school) / unas escuelas ( enkele scholen ), un gato - unos gatos, un chal - unos chales.
1- Maak het schema van de lidwoorden in het Spaans af:
Mannelijk Vrouwelijk
Bepaald lidwoord enkelvoud
Bepaald lidwoord meervoud
Onbepaald lidwoord enkelvoud
Onbepaald lidwoord meervoud
1 - Zet in het enkelvoud :
unos pasaportes - las amigas - los lápices -
unos paraguas - unas llaves - las guitarras -
los días - la jungla - el zumo -
los tomates - las ciudades - unos colores -
El PLURAL EJERCICIOS
Para aprender los verbos en español, puedes estudiarlos en grupos. Los primeros 3 grupos contienen algunos los verbos más comunes en español. Puedes practicar estos verbos con tarjetas de memoria gratis en español. Más abajo en la lista de verbos en español, encontrarás una tabla que muestra las traducciones de los verbos.
Aquí encontraras el grupo 2.
Om de werkwoorden in het Spaans te leren, kun je ze in groepen bestuderen. De eerste 3 groepen bevatten de meest voorkomende werkwoorden in het Spaans. Je kunt deze werkwoorden oefenen met gratis geheugenkaartjes in het Spaans.
Hieronder vind je groep 2.
Español Nederlands Engish
llevar dragen to carry
llevar dragen/aantrekken to wear
salir vertrekken/weggaan to leave
abrir openen to open
vivir wonen/leven to live
traer brengen to bring
escribir schrijven to write
pensar denken to think
buscar zoeken to look for
tomar nemen/drinken to take/drink
caminar lopen to walk
correr rennen to run
necesitar nodig hebben to need
perder verliezen to lose
bailar dansen to dance
comprar kopen to buy
contestar beantwoorden/antwoorden to answer
preguntar vragen to ask
cerrar sluiten/dichtdoen to close
trabajar werken to work
comenzar beginnen to begin
estudiar studeren to study
pedir vragen/verzoeken to ask for/order
pedir/hacer el pedido bestellen to order
cantar zingen to sing