Engelse Werkwoordstijden

INFOGRAFICS.pdf

Om de werkwoorden in het Engels te leren, kun je ze in groepen bestuderen. De eerste 3 groepen bevatten de meest voorkomende werkwoorden in het Engels. Je kunt deze werkwoorden oefenen met gratis geheugenkaartjes. Je kunt ook the anagramen spellen! Have fun!

Hieronder vind je groep 1.


Nederlands Engels

zijn to be (permanent)

zijn to be (temp./location etc.)

hebben to have

doen to do

maken to make

kunnen to be able to (can)

zeggen/vertellen to say/tell

gaan to go

zien to see

geven to give

eten to eat

weten to know (info)

willen to want 

aankomen/toekomen to arrive 

moeten/toeschrijven to owe, ought to, must 

zetten/toevoegen to put 

plaatsten to place 

geloven to believe 

spreken/praten to speak/talk 

lezen to read

slapen to sleep

begrijpen/verstaan to understand 

vinden/ontmoeten to find 

oproepen/bellen to call 

komen/arriveren to come


Hieronder vind je groep 2.

Nederlands Engish

dragen to carry

dragen/aantrekken to wear

vertrekken/weggaan to leave

openen to open

wonen/leven to live

  brengen to bring

schrijven   to write

denken to think

zoeken to look for

nemen/drinken to take/drink

lopen to walk

rennen to run

nodig hebben to need

verliezen to lose

dansen to dance

kopen to buy

beantwoorden/antwoorden to answer

vragen to ask

sluiten/dichtdoen to close

werken to work

beginnen to begin

studeren to study

vragen/verzoeken to ask for/order

bestellen to order

zingen to sing